Pandemeeting
- Het sprookje van CoVid en HiNi -
Samenspraak van twee pandemieën, Covid-19 en de Spaanse griep (H1N1) - een allegorie.


Het was aan het begin van het najaar, iets na half september 2020. Er waren een paar zeer warme dagen geweest, uitzonderlijk warm, men kon zelfs spreken van een hittegolf. Maar het was alweer wat koeler geworden, vooral 's nachts.
Herfstbladeren begonnen al hier en daar te dwarrelen, ook op de begraafplaats waar een wat zonderlinge figuur een rondje langs de stenen liep; en langs de heuveltjes die er nog maar pas lagen, waar de afgelopen paar weken doden waren begraven. "Die was van mij, en die niet," bedacht hij, "en dat hele rijtje ook niet. De meeste kanker, en eentje dementie in vergevorderd stadium, eigenlijk had ik die nog willen bezoeken, maar net te laat." Hij passeerde nog een graf wat 'm bekend voorkwam. "Deze alweer 3 maanden geleden," mompelde hij. "Waar blijft de rest?"

Hij zuchtte, en een plotselinge windvlaag bewoog zijn groene haren, die in vlechtjes rond zijn hoofd zwierden en elk met een sierlijk knopje op het eind waren afgewerkt - zijn "kroontjes" zoals men ze noemde.
Waar kwam die wind ineens vandaan? Hij was een vreemde vogel, hij had het nooit koud, en vond dit niet onaangenaam. Het was net, als was hij niet meer helemaal alleen, er was nog een entiteit die niet een van de doden was.

Ineens stond er tussen twee hoge grafstenen vandaan een rijzige vrouwengestalte op, in een rode flamencojurk, alsof ze zich voor een dans had gekleed. Ze lachte breed en uitnodigend naar hem. Hij keek verrast, niet verschrikt, toen hij haar zag.
Ze liep naar hem toe, haar rok zwaaide sierlijk. "Eindelijk, na honderd jaar wachten!" fluisterde ze, "De tijd is weer aan ons; wij begrijpen elkaar vast wel. - Jij bent nog jong, maar dat mag ik wel; ik houd van jeugd, die neem ik graag in mijn armen."
"Dat komt goed uit," zei de zwerver met de groene haren, "jij bent wat ouder, maar daar houd ík juist van."

"Zullen we dan maar?" zei de dame, "na al die jaren heb ik er wel weer eens zin in!" Ze lichtte haar rok veelzeggend een eindje op.
De ander liet zich dat geen twee keer zeggen; zij lieten zich samen neer tussen de stenen in het gras, in een innige omhelzing. Toen zij weer opstonden, veegde de vrouw een paar herfstblaadjes van haar rok.
"Zo, nu kennen wij elkaar tenminste," sprak ze. "Hoe heet jij? Ik heet HiNi, en ik draag wel een Spaanse jurk, maar ik zal je een geheim vertellen - ik kom eigenlijk uit China."
"Ik ook," zei de zwerver, "en ik heet Co. Mijn achternaam is Vid. Ik ben al de hele wereld over gereisd. Vooral door de lucht - de hoge lucht, in de vliegtuigen die de mensen tegenwoordig gebruiken om als gekken overal te komen, en eigenlijk niets te vinden. Maar ík heb hen wel gevonden, en dat is het voornaamste."
"O, dat is wel veranderd sinds mijn tijd; ik reisde mee met boten en treinen, maar ook te voet met legers soldaten. Lekkere jongens waren daarbij - maar de mensen zijn me nu vergeten, dat wil je niet geloven! Ik dacht een verpletterende indruk op ze te maken, maar ze hebben me hier links laten liggen - de meesten hebben tegenwoordig niet eens van mij gehoord, de jongeren al helemaal niet!"
"Och, ze willen van mij ook niet veel weten," zei Co, "sommigen zeggen zelfs dat ik een verzinsel van hun regering ben, maar dat laat me koud. Ik vind ze toch wel, en die jongeren kunnen me niet zoveel schelen, maar de ouderen wel. Ik raas dwars door ze heen."
"Als een windvlaag," lachte HiNi, "dat deed ik vroeger ook, maar dan vooral door de jeugd. Ze noemden mij zelfs de Windvlaag des Doods, hihi!"
"Ze hebben het nu over een Tweede Golf," zei Co schouderophalend, "maar ik ben nooit echt weg geweest. Ze hebben steeds met de voeten in het water gestaan, zonder het te willen toegeven."
"Ja, een Tweede Golf, die heb ik ook gedaan," zei HiNi, "en dat was wel de beste! Neem een raad aan van mij, rol helemaal over ze heen, zodat ze geen kant meer op kunnen. Wees niet te kieskeurig, dan kun je ze allemaal raken en smaken!"
"Ze sluiten zich op om mij niet tegen te komen, hoe vind je die?" zei Co, "maar ze snappen niet dat ik overal ben en nergens te zien, terwijl ik constant op ze loer. Zodra ze elkaar aanraken, spring ik naar de volgende, dat houdt me lenig." Zijn tengere gestalte nam een sprong, alsof hij een dansje uitvoerde; zijn groene haren zwierden door de lucht.
"Ze dachten me eerst met een hamer te lijf te gaan," grinnikte hij, "maar dan kun je net zo goed met een kanon op een vlieg schieten. Ik kan me zo klein maken dat ik overal doorheen kom, en zo groot dat ik overal tegelijk ben!"
HiNi schaterlachte. "Ik mag jou wel," zei ze, "wij zijn van eenzelfde slag. De mensen weten niet waar ze zich bergen moeten, maar intussen zijn wij heel goed voor hen. Wij nemen een deel van ze mee, maar inspireren hen ook om steeds te groeien in aantal - niets zo opwindend als angst, opsluiting en afstand moeten houden - je moet eens zien hoeveel kinderen ze straks krijgen! Ze moeten ons dankbaar zijn! En voor wat hoort wat - zo houden wij ook altijd voedsel."

Er klonk plotseling gekras van kraaien uit één van de bomen. "Laten we dansen op die mooie muziek," zei HiNi, "laat me je nog even voelen." Ze dansten samen over het kerkhof, sierlijk tussen de stenen door, terwijl de lange rok om haar heen zwierde en haar rode schoentjes de grond amper leken te raken.
"Dansen, dat moeten wij nooit verleren," zei ze, toen ze ten slotte buiten adem op een steen gingen zitten, dicht tegen elkaar aan. "Zo kom je overal, tot in de verste hoeken." Ze legde haar hand op zijn vlechtjeshoofd, en zoende hem op de mond.
"Sommigen zeggen dat ik stink, maar vind jij dat ook?" vroeg ze ineens.
"Nee - helemaal niet, ik vind het fijn zo. Maar ik ben niet zo goed in geuren - wie ik te pakken krijg, ruikt vaak helemaal niets meer - nóóit meer."
Zij zaten nog een poosje naast elkaar, zwijgend in pure harmonie.

"Ik moet maar weer eens op weg," zei Co ten slotte, "er wordt met smart op mij gewacht, al beweert men het tegendeel. Jij hebt me weer moed en kracht gegeven, heel even vreesde ik dat ik uit zou doven."
"Ga met de Herfstwind, lieve CoVid! Ooit hoop ik zelf ook nog eens rond te gaan!"                  
"Dat moet je doen! Tot ziens, lieve HiNi, en misschien tot gauw!" zei de zwerver, en danste verder - alle kanten op.
De vrouw in de flamencojurk leek ineens verdwenen; maar dat was slechts schijn.


Soms is het najaar een sinister seizoen.

Copyright © 2020 - ideboda